Brouns houdt vinger aan de pols bij lokale besturen in brede aanpak NedCar
Door de overschakeling naar een nieuwe bedrijfsstrategie, zal de onderneming VDL NedCar per 1 november bijna de helft van haar personeelsleden laten gaan. De Nederlandse autofabrikant heeft vandaag bijna 4000 mensen in dienst, waarvan veel grensarbeiders uit Vlaanderen. Eerder al maakte Vlaams minister van Werk Jo Brouns samen met VDAB een actieplan op om de 705 Vlaamse werknemers van NedCar zo snel mogelijk te ondersteunen in de werk-naar-werk-transitie. Vandaag kondigt minister Brouns aan ook in overleg te treden met de lokale besturen waar veel getroffen werknemers wonen.
Door het aangekondigde massa-ontslag bij VDL Nedcar komen ook heel wat jobs van Belgische werknemers in gevaar. Minister Brouns houdt daarom via VDAB de vinger aan de pols om ervoor te zorg dat deze werknemers goed begeleid worden naar werk. Hoewel NedCar een Nederlands bedrijf is, zijn er immers 705 Vlaamse grensarbeiders aan de slag in de plant in Born.
Werk-naar-werk
Op vraag van Minister Brouns stelde VDAB een actieplan op. De arbeidsbemiddelaar staat klaar met een pakket aan maatregelen om werknemers zo snel mogelijk te ondersteunen naar nieuw werk. ‘VDAB heeft een groot aanbod: gaande van begeleiding bij sollicitaties tot het aanbod van opleidingen. Deze kunnen ingezet worden vanaf het moment dat iemand ontslagen wordt, maar de ondersteuning kan ook starten wanneer iemand nog aan de slag is’, zegt minister Brouns.
Het actieplan van minister Brouns en VDAB bestaat in totaal uit 17 concrete acties die VDAB kan leveren en waar de werkgever en de werknemers van NedCar gebruik van kunnen maken. Dit actieplan werd overgemaakt zodat de Belgische vakbonden en de werkgever op de hoogte zijn van de dienstverlening waarop ze kunnen rekenen voor hun Vlaamse werknemers. Het actieplan omvat drie grote luiken:
1) Het informeren van werknemers over de dienstverlening van VDAB, onder andere door infosessies te houden, zitdagen te organiseren en een informatiebrochure uit te werken
2) Het activeren van werknemers, zoals bijvoorbeeld extra ondersteuning bieden bij de inschrijving van werknemers, jobdagen organiseren die specifiek gericht zijn op de profielen van werknemers van NedCar en het opleidingsaanbod bekend maken aan de werknemers. En tot slot;
3) Het opleiden van werknemers: zoals bijvoorbeeld rondleidingen in de opleidingscentra organiseren voor huidige werknemers van NedCar, screenings aanbieden door instructeurs en opleidingen op maat aanbieden.
Na de eerste gesprekken met de Nederlandse overheidsinstelling Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UVW) en de sociale partners van NedCar is er nu een Task Force opgericht waar ook VDAB een deel van uitmaakt.
Ook lokale besturen zijn deel van de oplossing
Lokale besturen zijn een onmisbare partner in de begeleiding naar werk. Zoals de recente werkgelegenheidsconferentie duidelijk maakte, wil minister Brouns hen sterk betrekken als partner in het arbeidsmarktbeleid van de toekomst. Op vraag van minister Brouns verkreeg VDAB verdere gegevens over de te verwachten ontslagen. De meeste Vlaamse werknemers wonen in Maasmechelen (186), gevolgd door Genk (83) en Dilsen-Stokkem (74). Minister Brouns plant nu een overleg met de lokale besturen die het hardst getroffen zijn. In eerste instantie wil hij de lokale besturen inlichten over de aanpak in de task force en samen met hen het gesprek aangaan over de verdere ondersteuning die Vlaanderen kan bieden.
Vlaams minister van Werk Jo Brouns: “Ik volg de situatie op de voet en we staan klaar om de getroffen werknemers te begeleiden. In eerste instantie zorgen we ervoor dat mensen goed geïnformeerd worden en het volledige aanbod van VDAB kunnen gebruiken. Ontslag mag geen eindpunt zijn. Voor de mensen met deze profielen zijn er plaatsen beschikbaar op de arbeidsmarkt. We doen er alles aan om die matching maximaal te faciliteren. Lokale besturen zullen ook met dit ontslag geconfronteerd worden. Ik zal hen dan ook inlichten over de laatste stand van zaken van de task force en samen met hen het gesprek aangaan over de ondersteuning die ik verder kan bieden. Zij zijn de vinger aan de pols.”
